De ochtend en ik,
wij zien elkaar niet meer.
Soms nog voel ik haar vlakbij,
maar draai me haastig om.
Vlucht schuldbewust terug
in de armen van de nacht.
Ooit geloofde ik haar,
haar belofte en haar hoop.
Maar te vaak teleurgesteld
voelde als verraad.
De nacht bracht me elke dag
alsnog een laatste kans,
de aandacht die de ochtend
me niet geven kon.
Een roes die me over
vele drempels droeg,
tot ook zij uit mijn zicht
verdwenen was.
En nu laat de wanhoop
van de nacht me niet meer los
maar houd ik toch nog steeds
één gedachte vast
Er komt een dag dat ik
de ochtend weer zie
en op die dag
begin ik pas.