Een beetje een paradox is het wel. Net nu ik meer van mezelf wil laten zien, neem ik na 10 jaar afscheid van de voornaamste manier die ik heb om mijn vrienden te bereiken.
Afgelopen donderdag heb ik mijn Facebook-profiel omgezet naar een Facebook-pagina – en mijn profiel daarna verwijderd. Op de nieuwe pagina worden automatisch updates van deze website geplaatst, zodat mijn FB-vrienden ook in de toekomst op de hoogte blijven. En als ze dat niet op prijs stellen, kunnen ze de pagina net zo makkelijk ontvolgen: even goeie vrienden.
Afgezien van sluimerende zorgen over verslaving en privacy is het voor mij vooral een manier om mijn ondermijnende zelf een halt toe te roepen. Want tien jaar lang bood Facebook me een al te gemakkelijke ontsnappingsroute: dag na dag bewonderde ik er uitgebreid de mooie dingen die anderen hadden gemaakt… maar ondertussen maakte ik zelf niets.
Het verwijderen van mijn account voelt nu dan ook als een enorme bevrijding. Alsof ik me heb losgekoppeld van het moederschip om eindelijk zelf de ruimte te verkennen. Natuurlijk kan dat ook zomaar uitmonden in een eenzame dwaaltocht. Een terugkeer naar de tiener die ’s winters op zijn tochtige zolderkamer, weggestopt onder het dekbed om zijn schouders, aan zijn bureau in zijn dagboeken schreef wat niemand ooit zou lezen.
Maar het verlies van dit digitale contact zie ik juist als een aanmoediging om het anderszins in te vullen. En dus zal ik voortaan, vaker dan voorheen, mijn telefoon pakken om met vrienden en familie af te spreken. Ik wil tenslotte nog steeds weten hoe het met ze gaat, wat voor mooie dingen ze aan het maken zijn. Alleen in hun reflectie kan ik zien of ik mezelf ook laat zien.
Niet voor niets bezit ik ook nog steeds dozen vol met kleine en grote voorwerpen die terug doen denken aan wat ik eerder met hen heb meegemaakt. En ook van Facebook vertrok ik nu niet zonder alle gedenkwaardige momenten mee te nemen. Want hoewel het me aan verbeelding nooit heeft ontbroken, koester ik mijn herinneringen toch bij voorkeur zo tastbaar mogelijk.
Onlangs zag ik in Het Uur van de Wolf hoe Jan Wolkers erin was geslaagd om alle parafernalia uit zijn leven hun eigen plek te geven in één complete archiefkast. Een droombeeld voor mijn geordende geest. De archiefkast heb ik nog niet, maar dat ook ik de komende tijd mijn dozen zal uitzoeken staat wel vast.
Al was het maar omdat mijn ondermijnende zelf nu een nieuwe uitweg moet zien te vinden.