Dit is Jeannette, mijn moeder. Op een grote foto van misschien precies vijftig jaar geleden. Ze is daarop een jaar of 16 of 17 – een van de gelukkigere momenten in haar leven. Aan de vooravond van de ontsnapping naar een eigen leven in Amsterdam. Weg uit het gezin waar haar moeder haar nooit veel liefde had gegeven.
Zelf leek ze als moeder vastbesloten dat anders aan te pakken. Ze gaf haar kinderen, mijn broer en mij, alle liefde die ze bezat. En ze ontwikkelde zich tot een sterke, zelfstandige vrouw. Toen het huwelijk met mijn vader spaak liep, nam ze de moeilijke beslissing ons alleen op te voeden. Ze werd een alleenstaande moeder – en werkte hard om ons een goed te leven te kunnen geven. Betrokken bij onze school, van de ouderraad tot de overblijf en de schoolkrant.
Toen ze een nieuwe man ontmoette en hertrouwde, brak ook voor haar de zon weer door. Maar het was van korte duur. De man bleek een alcoholist en narcist, die het gezin jarenlang terroriseerde. Avond aan avond sprong mijn moeder ertussen om het voor ons op te nemen, om ons te beschermen. Ze praatte op hem in, bleef geloven dat het zo ooit goed zou komen. Maar het ging ten koste van haarzelf: beetje bij beetje brak hij haar verder af, tot ze langdurig arbeidsongeschikt werd. Maar ze bleef voor ons zorgen.
Toch vond ze na 14 jaar huwelijk opnieuw de kracht voor een moeilijke beslissing: ze vroeg een scheiding aan. Daarna begon ze eindelijk een leven voor haarzelf op te bouwen. Tot ze na een halfjaar ziek werd. Ongeneeslijke darmkanker. Een lot dat ze berustend droeg: zolang ze mijn broer en mij maar goed achter kon laten.
Dit jaar is het 15 jaar geleden dat ze stierf. Vandaag zou ze 67 zijn geworden.
Het is een vreemd besef dat je je ouders nooit bejaard zult zien. Nooit grijs, nooit slecht ter been. Het ontneemt je de mogelijkheid voor ze te zorgen zoals ze ooit voor jou hebben gezorgd. En om ze terug te geven wat jij ooit van hen kreeg.